Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarna zal hij zijn aangezicht [84]tot de eilanden keren, en hij zal er vele innemen; doch [85]een overste zal [86]zijn smaad [87]tegen hem doen ophouden, behalve dat hij [88]zijn smaad op hem zal doen wederkeren. 84. Die het Romeinse gebied onderworpen waren, als Cyprus, Phocea, Samus, Rhodus, Colofon, Eubea, enz.; of, eilanden kan hier ook wel betekenen vergelegen landen over zee. 85. Te weten een van de veldoversten der Romeinen, genoemd Marcus Acilius, alsook Lucius Scipio Nasica. Van het woord overste zie Richt.11:6; hier betekent het een consul der Romeinen. 86. Versta, dien smaad, dien Antiochus den Romeinen aangedaan heeft, vallende in hun land, en enige plaatsen van hetzelve innemende; ook enigen van hunne bondgenoten beschadigende. 87. Dat is, tegen het volk van Rome, hetwelk deze overste vertegenwoordigde. 88. Dat is, de Romeinse overste zal daarmede niet tevreden zijn, dat hij zal doen ophouden den smaad, dien Antiochus het volk van Rome en het ganse Romeinse rijk, mitsgaders hunnen vrienden, heeft aangedaan, hem weder afgenomen hebbende die landen, die hij van de Romeinen en hunne vrienden genomen had; maar hij zal nog daarenboven dien smaad over Antiochus brengen, dat hij hem van een groot deel van zijn rijk berovende, en een zware belasting hem opleggende, hem dwingen zal dat hij zich binnen zijne grenzen zal moeten houden, namelijk aan gene zijde van den berg Taurus. Zie hiervan breder Liv.lib.8. Decat.4. Appia. in Syriacis en Memmon in het 13e en 14e boek.